HEROVER DE STAD. HASSELT VOOR IEDEREEN!
GEEN GEROMMEL IN DE MARGE
In onze stad is een zorgwekkende cultuur van verwevenheid ontstaan. Verwevenheid tussen projectontwikkelaars, vastgoedspeculanten en partijpolitieke kingmakers. Een cultuur die stedelijke ruimte en publieke diensten verpatst, een cultuur die het zonlicht niet kan verdragen. Een ons-kent-ons-cultuur die pijn doet aan de ogen.
Wij willen geen gerommel in de marge. Wij kiezen resoluut voor een stad op mensenmaat, die niet te koop is aan de hoogste bieder, maar die zich organiseert en werkt voor de noden van haar inwoners. Wie kiezen partij voor een stad die niet babbelt over betaalbaar wonen, maar daar ook echt een punt van maakt. Dat is iets helemaal anders dan de 489 luxeappartementen in de Quartier Bleu, de 104 chique serviceflats in het oude Ursulinenhof op het Groenplein, de 37 appartementen op het Kolonel Dusartplein, de 16 lofts in de tweede TT-toren, de 73 dure studio’s in de Kapertoren, de nieuwe penthouses in Rapertingen: 300.000, 400.000, 500.000 of nog veel meer euro’s per appartement. Dat is niet betaalbaar wonen. Dat is duur wonen.
Samen met de luxeprojecten die als paddenstoelen uit de grond rijzen verdubbelde de kinderarmoede in onze stad. Wij kiezen partij voor een stad waar armoede geen kans meer krijgt. Wij kiezen partij voor een stad waar iedereen meetelt, zonder tweederangsburgers, zonder angst en zonder verdeeldheid. Wij kiezen partij voor een klimaatneutrale stad die gaat voor een duurzame toekomst. Waarbij het klimaat niet gezien wordt als een probleem, maar als een oplossing voor de leefbaarheid. Wij kiezen partij voor een stad die het verkeer uit de knoop haalt en resoluut kiest voor veiligheid voor voetgangers en fietsers, en voor openbaar vervoer.
Wij willen geen komma’s veranderen, wij willen de stad veranderen. Wij zijn niet bezig met de postjes en de macht verdelen. Wij zijn niet bezig over wie met wie, en wie niet met wie. Wij zijn bezig met onze stadsvisie. Om ons stadsprogramma te maken hebben wij een Grote Bevraging georganiseerd bij meer dan 1.000 Hasselaren. Wij gaan in gesprek met de Hasselaren, toetsen ons programma af en betrekken de mensen. Dat is ons DNA.
STEDEN OP MENSENMAAT VERSUS STEDEN OP CENTENMAAT
Het is hoog tijd dat er in dit land een globaal stedelijk beleid komt, waarbij elke stad haar eigen troeven kan uitspelen. Een coherent beleid met een globale kijk op investeringen en ontwikkeling. Een totaalvisie met overal dezelfde gemeentebelasting en met een herfinanciering van de steden. Geen beleid dat steden tegen elkaar uitspeelt in een absurde en geldverspillende concurrentieslag.
Het is hoog tijd dat een stad opnieuw beschouwd wordt als een stad, en niet als een marketingtool. Een stad is een plaats waar mensen samen wonen, samen leven, samen werken, zich samen ontspannen. Het woord gemeente komt niet toevallig van ‘gemeenschappelijkheid’. In het Frans is een gemeente ‘une commune’ en niet ‘un supermarché’. Een stadsbestuur moet zorgen dat alle stadsbewoners goed kunnen wonen, goed kunnen leven, zich goed kunnen verplaatsen en ontspannen. De noden van de stadsbewoners moeten centraal staan, dáár moet het stadsbestuur voor zorgen.
De neoliberalen hebben de stad gekaapt. Zij waarderen de stad op, maar hun stad is van beton. Het is hoog tijd dat we de mensen opwaarderen. Alle Hasselaren hebben recht op de stad, niet alleen die met een dikke portefeuille. En daar heb je een visie voor nodig, een totaal andere visie.
Wij willen opnieuw integrale wijken: wijken waar wonen betaalbaar is, met goede scholen in de buurt, met wijkgezondheidscentra, naar het voorbeeld van Geneeskunde voor het Volk. Wijken waar er weer postkantoren zijn, een bibliotheek, een jeugdhuis, een park met speelgelegenheid.
We moeten het niet onder stoelen of banken steken, er zijn twee visies op de stad die lijnrecht tegenover elkaar staan. Een commerciële visie die vertrekt van beton en privé. En een publieke visie die vertrekt van de mensen en van een rechtvaardige fiscaliteit. Dát is de echte inzet van de verkiezingen. Wat is de beste stadsvisie voor de eenentwintigste eeuw: een stad op centenmaat of een stad op mensenmaat? Wij kiezen alvast partij. Partij voor een stad op mensenmaat.
DE PROJECTONTWIKKELAARS HEBBEN DE STAD GEKAAPT
De mens, de homo sapiens, heeft meer dan 150.000 jaar samengeleefd in groepen van jagers-verzamelaars, in een primitieve economie. Door de ontwikkeling van nieuwe technieken kwam daar minder dan 10.000 jaar geleden verandering in. De rondtrekkende mens ging zich vestigen en akkerbouw en veeteelt haalden de bovenhand. De techniek ontwikkelde zich razendsnel: irrigatiekanalen, bemesting, dieren als trekkracht, voertuigen met wiel, zeilboten, koper, brons, glas, zonnekalender, schrift, numeriek stelsel... De bevolking nam snel toe en de mens kon voortaan meer produceren dan louter een reserve voor slechte oogsten en seizoenen. Dat surplus werd opgeslagen en bijgehouden door een aparte groep mensen die zich het surplus gingen toe-eigenen. De samenleving splitste zich op in klassen. Het was ook de tijd, zo’n 5.000 jaar geleden, dat de eerste steden ontstonden. De stad is altijd een plaats geweest van klassenverschillen. De tegenstelling tussen bezitters en bezitlozen heeft alle steden doorkruist. Van de oude steden aan de Nijl, de Gele stroom en de Mekong, over slavensteden als Athene en Rome, tot de feodale steden Brugge, Antwerpen en Gent.
In de ‘gouden’ zestiende eeuw werden de rijken in de steden rijker én de armen armer. Armoede en rijkdom zorgden voor polarisatie. Wat goed is voor de ene groep, is niet noodzakelijk goed voor de andere groep. De rijken reserveerden het stadscentrum en de grote uitvalswegen voor zichzelf. En de armen kregen de goedkope huizen aan de rand van de stad. De verschillen in levensstandaard en levensverwachting waren pijnlijk groot en de houding tegenover de armen werd grimmiger.
Arm en rijk: het botst. Ook vandaag. De stad staat niet buiten de samenleving, ze is geen neutrale plek. Werkzoekenden die opgejaagd worden, langdurig zieken die men onder de armoedegrens drijft, gepensioneerden die het almaar moeilijker krijgen... het zijn maatregelen van de federale regering, maar je voelt ze allemaal in de stad. Dat geldt ook voor de besparingen van de Vlaamse regering bij De Lijn – alles staat stil. Maar ook bij de sociale woningbouw, in het onderwijs, in de cultuur. Een stedelijk alternatief bieden kan maar binnen een breder kader, als je ook een maatschappelijk alternatief biedt, want een stad kan niet alle problemen oplossen.
STEDEN ZIJN LEVENDE ORGANISMEN, ZE ONTWIKKELEN EN WORDEN GROTER
Steden veranderen. Het zijn levende organismen, ze staan niet stil, ze ontwikkelen zich, worden groter. Wat eerst buiten de stad ligt, ligt na een volgende uitbreiding in de stad. Een eeuw geleden woonde tien procent van de wereldbevolking in steden, nu is dat al meer dan de helft. Je kan de dynamiek van een stad niet begrijpen als je alleen binnen de muren kijkt. Een stad is in voortdurende wisselwerking met de omgeving. Wellicht veel meer dan de ons omringende landen heeft Vlaanderen een gespleten houding tegenover het fenomeen stad. Enerzijds is de stad bij ons al sinds de middeleeuwen een dominant gegeven, met het oude Brugge, Antwerpen, Gent. Haast nergens vinden we zo’n verstedelijkingsgraad. Maar ondanks dat rijke grootstedelijke verleden bleef Vlaanderen politiek lang ruraal. Pas in de jaren 1960 kwam de nieuwe industrialisering in Vlaanderen op gang. Die industrie werd ingeplant langs grote verkeersassen en industrieterreinen op het platteland. Weg van de stad, dat ‘verdorven oord van socialisme’. Er kwam een nieuwe arbeidersklasse die onder de kerktoren bleef wonen. Dat was politiek ook zo gewild. Het bewustzijn moest ‘lokalistisch’ blijven. Tegelijk trokken ook steeds meer arbeidersgezinnen met een behoorlijke job naar ‘de buiten’. Het was de stadsvlucht van het deel van de werkende klasse dat het zich kon permitteren.
DE STEDELIJKE CONCURRENTIE EN DE STADSMARKETING
In 1973 sloeg de economische crisis toe en kwam de massawerkloosheid op. Er ontstonden nieuwe stedelijke problemen. In de steden concentreerde zich de meeste armoede. In de jaren 1980 kreeg de stad het imago van een grijs getto, een misdaadplaats van armoede, ellende en werkloosheid. Met een gepolitiseerd bestuur en een gebureaucratiseerde dienstverlening. Toegang tot de diensten van de stad was in die jaren dikwijls afhankelijk van politieke connecties en partijkaarten. Verandering in dat stedelijk beleid drong zich op.
Aanvankelijk kwam er een accent op geïntegreerde buurtontwikkeling, op armoedebestrijding en op het tegengaan van sociale ongelijkheid. Maar dat veranderde in het begin van de jaren 2000. De neoliberale golf bracht een heel andere visie op de stad met zich mee. Steden zouden voortaan welvaart bereiken door competitief succes. Om die droom waar te maken moesten steden zich richten op concurrentie met andere steden. Over die neoliberale stadsvisie heerste een oorverdovende eensgezindheid bij alle partijen. De marktvisie op de stad was voortaan bon ton.
Deze marktvisie is een concurrentiële visie waarin de steden zich – ook internationaal – tegen elkaar uitspelen met grote projecten – flagship projects – en met campagnes waarin ze zich promoten als residentiële, commerciële en toeristische trekpleister. De stad verpatst haar ruimte en haar grond aan private projectontwikkelaars die het stuur overnemen. Zij zullen de steden doen bloeien! Zij zullen via allerlei prestigeprojecten een nieuwe ‘betere middenklasse’ aantrekken, een groeiend leger van internationale studenten overhalen naar de stad te komen, en grote bedrijven en financiële dienstverleners naar bedrijfsparken weten te lokken. Er worden extra loketten opgericht: bedrijfsloketten en loketten voor hoogvermogenden. Zij krijgen de prioriteit terwijl de gewone burger steeds minder dienstverlening krijgt.
Dat gaat gepaard met veel tromgeroffel, marketing en dure woorden. Het Hasseltse stadsbestuur spreekt over Business, Brains, en Bezoekers. De drie koopkrachtige B’s die de voorrang krijgen op de vierde B, de Bewoner. De logica is die van de trickle down geography: de rijkdom zal wel doorsijpelen. Als je investeert in grote luxeappartementen, rijke toeristen en zakencampussen, dan zal iedereen daar beter van worden. Maar niets is minder waar! Het succes sijpelt niet door naar alle burgers, integendeel: het komt alleen de toplaag ten goede. En de allerarmsten worden verder naar de rand van de stad gedreven.
WAAROM STEDEN OP ELKAAR LIJKEN
De stad is ondertussen een product geworden om te verkopen aan investeerders, bedrijven en toeristen. Stadspromotie staat centraal: I Amsterdam, Atypisch Antwerpen, Iedereen Genkt, Hasselt heeft het! Noem maar op. De competitie tussen steden wordt gevoed met dure citymarketing. Het ene prestigeproject volgt het andere op. Elke stad een nieuwe winkelstraat, elke stad een nieuw winkelcomplex, elke stad een nieuw chique stadhuis, elke stad een nieuwe politietoren. Om ter grootst, om ter best. Hoe meer prestige, hoe beter. Allemaal betaald of ondersteund met subsidies uit de stadskas.
Precies door deze neoliberale concurrentievisie beginnen alle steden op elkaar te lijken. Dezelfde grootketens in dezelfde winkelstraten, dezelfde opgewaardeerde kanaalzones met trendy koffiebars. Hoe meer marktwerking, hoe minder verscheidenheid, hoe minder veelzijdigheid, hoe minder creativiteit en hoe meer uniformiteit. En zo hebben de speculanten de stad herontdekt. En maken ze opnieuw de dienst uit. Dat komt omdat er ontiegelijk veel kapitaal op zoek is naar een bestemming. Beleggers en speculanten hebben miljarden opzij liggen. Die willen dat geld niet op de bank zetten, want dat levert te weinig op. En aandelen vinden ze te riskant. Dus gaan ze voor vastgoed in de stad, als een ‘goede belegging’. Financiële groepen kopen heel wat immobiliën op omdat een belegging in de stad ‘rendabel’ is. De vette jaren voor projectontwikkelaars zijn terug. Prijzen geraken overspannen en oververhit, en een groot deel van de bewoners wordt de stad uitgeprijsd. Als we niet opletten, worden alle historische kernen in de stad uitgehold tot poenerige woonreservaten.
DE COMMERCE VERVANGT DE DIENSTVERLENING
In plaats van een beroep te doen op meer inspraak van de bevolking, op het publiek, teneinde de gepolitiseerde en gebureaucratiseerde stadsdiensten te verbeteren, gebeurde het omgekeerde. Er werd meer en meer beroep gedaan op de privé, op publiek-private samenwerking, op de uitverkoop van het historisch patrimonium zoals het Oud Gasthuis of het Hasselts Begijnhof. Zo geeft de stad al haar troeven aan zogenaamde autonome bedrijven. In die bedrijven wordt de greep van de privé groter en groter.
De stadsdiensten worden omgedoopt tot bedrijfseenheden, met managers aan het roer. Er worden tactische en strategische doelstellingen geformuleerd. De publieke opdrachten worden uitgeschreven in flows en processen, en tot op de minuut getimed en in kaart gebracht.
Deze bedrijfslogica vertrekt niet van behoeften van mensen maar van cijfers en commerciële strategieën. Ze meet de minuten waarop een vraag aan een loket wordt afgewerkt, maar intussen wordt het loket onderbemand om te besparen op personeel. Ze telt de bezoekers van een wijkbibliotheek en sluit die vervolgens wegens te lage cijfers. Ze vervangt een vaste werkster in een school door een privé poetsfirma omdat dat goedkoper is en ze vergeet daarbij dat de werkster ook mee thee zet voor de kinderen, de vaat doet voor de leerkrachten en inspringt bij school- en kerstfeestjes. Deze bedrijfslogica vervangt vaste, goed opgeleide medewerkers door precaire tewerkstelling, door vrijwilligers of door digitale dienstverlening. Zo groeit de tweedeling en de discriminatie in de dienstverlening, in de diensten, in de tewerkstelling en in de salarissen bij de overheid.
De sociale visie op de stad, de stad op mensenmaat, wil diensten toegankelijk maken voor iedereen, de sociaal zwaksten beschermen en collectieve voorzieningen uitbouwen die aan iedereen ten goede komen. De commerciële, liberale visie op de stad, de stad op centenmaat, werkt voor wie het kan betalen en vindt dat er voor de anderen enkel maar een minimale dienstverlening moet zijn.
DE STADSCONCURRENTIE VERGROOT ALLE TEGENSTELLINGEN
Het neoliberale beleid heeft alle tegenstellingen in de stad vergroot. Wijken worden opgewaardeerd, maar daarmee gaan ook de prijzen – in de eerste plaats van woningen – pijlsnel de hoogte in. En mensen met minder koopkracht vertrekken uit de wijk. Men zegt wel dat men een goede sociale mix nastreeft, maar in de praktijk is er een verdringingsbeleid. Dat proces, waarbij de oorspronkelijke bewoners uit stadswijken plaats moeten maken voor de iets-meer-verdieners, heet gentrificatie.
Ze vragen ons: ‘Zijn jullie dan tegen het herwaarderen van wijken?’ Natuurlijk niet! Het is goed dat er in de stad geïnvesteerd wordt. Het is goed dat wijken opgewaardeerd worden. Maar we ‘vergeten’ de mensen. Wie kan een serviceflat betalen in het oude Ursulinenhof op het Groenplein? Wie kan een appartement kopen aan de Kanaalkom? Of in de TT-wijk? Of in het nieuwbouwproject op het Kolonel Dusartplein? Het stadsbestuur heeft een heilige schrik om in te grijpen. Zij durft de stijgende huurprijzen niet blokkeren. En de nieuwe woningen kosten vaak 300.000, 400.000, 500.000 euro of nog veel meer. Wonen in die buurten wordt voor heel wat mensen onbetaalbaar. Gewone Hasselaren worden uit de binnenstad verdreven. De wijk is dan wel opgewaardeerd, maar niet meer voor dezelfde mensen.
Ten tweede verdwijnen voorzieningen uit de wijken. Basisschooltjes, lokale postkantoren, wijkbibliotheken, buurtcafés verdwijnen. De twee ziekenhuizen worden samengevoegd in één groot ziekenhuis. Wijkkantoren van de politie worden vervangen door één groot complex buiten de stad. Megamarkten concurreren kruideniers en krantenwinkels weg en in sommige wijken is er zelfs geen wasserette of bancontact meer.
De stad geeft de sleutels weg aan de privé (het OCMW-ziekenhuis werd verzelfstandigd), aan apolitieke managers en voortaan moet het allemaal gaan ‘zoals in een bedrijf’, met divisies die winst maken, met studenten die voortaan cliënten heten en patiënten die nu consumenten worden, en vooral... met prijzen die voortaan ‘marktconform’ zijn. ‘Marktconforme prijzen’, dat wil gewoon zeggen dat de exuberante prijzen van de privé nu overgeplant worden naar de publieke diensten.
Binnenkort verkoopt de stad zelf appartementen voor 300.000 euro, valt een verblijf in de HOGEVIJF duurder uit dan in een privaat rusthuis, wordt een rugscan in Virga Jesse exact even duur als vroeger in de privé, raken we steeds verder verwijderd van het gratis en kosteloos onderwijs. Dan wordt iedereen een nummer, met de grootste nummers bovenaan. In de plaats van het sociale weefsel van publieke voorzieningen komt het koude weefsel van geld en prestigeprojecten. En waar de voorzieningen worden weggehaald, groeit de miserie, en de tendens naar ‘gewapend bestuur’, zoals de Franse socioloog Loïc Wacquant het benoemt.
WIJ WILLEN INTEGRALE WIJKEN
Het recht op wonen, gezondheidszorg, onderwijs, werk, cultuur, inspraak en publieke ruimte, samen is dat het integrale ‘recht op de stad’.
Wij willen het sociale weefsel herstellen. Wij verdedigen een stadsvernieuwing en -herwaardering vanuit een publieke logica. Dat wil zeggen dat er naast de ruimte, met groen en pleinen, vooral op mensen wordt ingezet. Wij willen integrale wijken waar wonen betaalbaar is, waar gezondheidszorg toegankelijk en betaalbaar is, waar onderwijs toegankelijk, betaalbaar en degelijk is. Met voldoende publieke voorzieningen: een bibliotheek, een speelplein, een kinderopvang, sportinfrastructuur, cultuur, groenonderhoud in elke wijk. Waar er buurtwerk is, waar nutsvoorzieningen zijn, zoals gratis containerparken, waar een goede en betaalbare mobiliteit aanwezig is, floreert een wijk.
Een integrale wijk betekent voor ons een wijk:
• met een goede school
• waar wonen betaalbaar is voor de brede bevolking: een mix van betaalbare huurwoningen, betaalbare koopwoningen en goede sociale woningen
• met toegang tot gas, water en elektriciteit voor iedereen (verbod op afsluitingen)
• met een wijkgezondheidscentrum, een tandarts en apotheker (goede en betaalbare eerstelijnszorg)
• met een postkantoor (met internettoegang), een kantoor van een openbare bank en een bancontact
• met voldoende groene ruimte en speelgelegenheid
• met een laagdrempelig ontmoetingscentrum waar iedereen terecht kan voor hulp bij ‘koffie en papieren’
• met een jeugdhuis
• met respect en diversiteit
• met een gratis containerpark en voldoende afvalophaling
• met wijkagenten die in de wijk zelf wonen en de mensen kennen
• met een wijkinfrastructuur: een wijkbibliotheek, eventueel een wasserette van de stad
• met openbaar vervoer, een publiek fiets- en autodeelsysteem
• met een middenstand: kapper, bakker, kruidenier...
DE GROTE BEVRAGING: UNIEKE STADSDIALOOG MET MEER DAN
1.000 HASSELAREN
In september 2017 startte de PVDA haar campagne voor de Hasseltse gemeenteraadsverkiezingen met een Grote Bevraging. Vijf maanden lang trokken vrijwilligers van de linkse partij door weer en wind de straat op om een veertigtal programmapunten voor te leggen.
Meer dan 1.000 Hasselaren namen de tijd om hun gedacht te geven over wat anders kan en moet in onze stad. Zij kregen vragen over tien thema’s: armoede, gezondheidszorg, wonen, mobiliteit, diversiteit, werk, gezelligheid, jeugd, veiligheid en anticorruptie.
De deelnemers werd gevraagd de drie belangrijkste stedelijke thema’s aan te geven en voor tien thema’s uit vier voorstellen het beste te kiezen. Heel wat respondenten deden ook zelf nieuwe voorstellen. Verder moesten ze aangeven in welke mate ze akkoord gingen met twee stellingen over het stedelijk beleid. Bij het opstellen van onze Grote Bevraging hebben sociologen geholpen. Ook de resultaten zijn verwerkt in samenwerking met mensen van de vakgroep Sociologie. De respondenten zijn gespreid over alle leeftijdscategorieën, verschillende opleidingsniveaus en verschillende wijken en deelgemeenten. In een notendop de belangrijkste resultaten:
ARMOEDEBESTRIJDING ALS PRIORITEIT
Armoedebestrijding is voor de Hasselaar de eerste prioriteit. Goed 43 procent van de deelnemers zet armoede bij de top drie van de belangrijkste thema’s. Dat is zo bij alle leeftijden, in alle beroepsgroepen en in alle deelgemeenten. De empathie van de Hasselaren is groot en dat geldt ook voor wie niet zelf rechtstreeks met armoede te maken hebben. Iedereen wil dat het volgend stadsbestuur prioritair inzet op armoedebestrijding.
Na armoede volgen drie thema’s die door meer dan dertig procent van de deelnemers in de top drie zijn geplaatst: wonen, mobiliteit en gezelligheid. Ook daar is weinig onderscheid tussen verschillende groepen van de bevolking. Als vijfde belangrijkste thema volgt veiligheid.
Het valt op dat de Hasselaar in de eerste plaats prioriteit geeft aan sociale thema’s, zoals armoede, wonen en mobiliteit. Niet toevallig thema’s die het huidige stadsbestuur op hun beloop heeft gelaten.
HASSELAAR WIL ECHTE INSPRAAK
In de Grote Bevraging werden ook twee stellingen voorgelegd waarop de respondenten konden antwoorden met akkoord, helemaal akkoord, niet akkoord of helemaal niet akkoord. Meer dan negen op tien van de respondenten gaat akkoord met de stelling dat ‘projectontwikkelaars die luxewoningen bouwen ook moeten investeren in sociale woningen’. En acht op tien van de respondenten gaat akkoord met de stelling dat ‘het stadsbestuur meer inspraak moet organiseren vóór de opstart van elk groot project’. Het zit de Hasselaar hoog dat het stadsbestuur vooral inzet op prestigeprojecten en die uitwerkt zonder enige inspraak van de buurt.
DE POPULAIRSTE VOORSTELLEN
Ook bij de keuze van de voorstellen per thema dragen sociale en ecologische maatregelen de goedkeuring van veel Hasselaren weg. Met voorop ‘betaalbare rusthuizen en serviceflats’, dat door 43 procent van de respondenten werd aangeduid. Daarna ‘optrekken van de leeflonen tot de armoedegrens’, dat bij het thema armoede door 34 procent van de respondenten werd aangeduid. Daarna volgen ‘voer de gratis bussen terug in’ (thema mobiele stad, door 33 procent aangekruist) en ‘behoud van het Hasselts patrimonium, zoals het Begijnhof, het Oud Gasthuis, de volkscafés’ (thema gezellige stad, door 36 procent aangekruist). De resultaten van de Grote Bevraging werden in dit stadsprogramma verwerkt. Het is jouw programma.