Skip to content

visie_stop_leegloop

visie_stop_leegloop

Stop de leegloop | Herover de stad op de betonlobby

PVDA Hasselt – Jeske Linten en Kim De Witte

 

1. Stad op mensenmaat versus stad op centenmaat

1.1 De projectontwikkelaars hebben onze stad gekaapt

1.2 De stedelijke concurrentie en de stadsmarketing

1.3 Waarom steden op elkaar lijken

1.4 De stadsconcurrentie vergroot alle tegenstellingen

2. Gezellige, groene en betaalbare woonstad

2.1 Geen gerommel in de marge

2.2 Gezellige en leefbare woonstad

2.3 Een authentieke stad met karakter

3. Concrete maatregelen

 

Samenvatting

De leegstand van handelspanden in Hasselt verdubbelde op tien jaar tijd. Hasselt kampt nu met 18,9 procent leegstand van de verkoopoppervlakte. Het gemiddelde in Vlaanderen ligt op 10,8 procent. Dat schrijft het onderzoeksbureau Locatus. De schepen van lokale handel, Rik Dehollogne (N-VA), legt de oorzaak louter bij de toename van de e-commerce. Maar dat is maar één deel van de waarheid. “Je krijgt niet uitgelegd dat in het centrum van Hasselt, dat nu al kampt met een leegstand van 18,9 procent van de verkoopoppervlakte, binnenkort nog eens 25.000 vierkante meter aan verkoopruimte wordt toegevoegd”, zegt de CEO van Locatus.

Er was nochtans een belofte dat de Blauwe Boulevard de eerste drie jaar geen winkels uit het stadscentrum zou weghalen. Maar nu zien we met de regelmaat van de klok zaken uit de binnenstad verdwijnen en verhuizen naar het nieuwe stadsdeel, gelokt door de lagere huurprijzen, de nabije parkeergelegenheid en andere voordelen. Daarnaast zien we kleine handelaars de boeken sluiten, omwille van de hoge huurprijzen, de vele werken en de groeiende onzekerheid.

Hoe is het zover kunnen komen? Er is in onze stad een zorgwekkende cultuur van verwevenheid ontstaan. Een verwevenheid tussen projectontwikkelaars, vastgoedspeculanten en politieke partijen. Bouwpromotoren en betonlobbyisten hielden en houden letterlijk de pen vast van het ruimtelijk ordeningsbeleid. Families zoals Tans, van TansGroup en Kolmont, spelen monopolie op kap van kleine handelaars en inwoners. Zij kopen de mooiste plekjes op en zetten nieuwbouwprojecten in de steigers, zonder rekening te houden met de gevolgen voor heel de stad.

Wij willen een stad op mensenmaat, niet op centenmaat. Daarvoor zijn structurele maatregelen nodig:

  1. Een moratorium op nieuwe winkelruimtes zolang de leegstand niet is weggewerkt.
  2. Een naleving van gemaakte afspraken over oneerlijke concurrentie op de Blauwe Boulevard.
  3. Een voorrang aan authenticiteit in plaats van eenheidsworst, daar waar de keuze zich stelt.
  4. Een prestigeproject maken van betaalbaar wonen en meer groen in de binnenstad.
  5. Een groter aanbod van culturele en sociale activiteiten, niet sporadisch maar heel het jaar door.

1. Stad op mensenmaat versus stad op centenmaat

In onze stad is een zorgwekkende cultuur van verwevenheid ontstaan. Verwevenheid tussen projectontwikkelaars, vastgoedspeculanten, de betonlobby en politieke partijen. Een cultuur die de stedelijke ruimte en publieke diensten verpatst, een ons-kent-ons-cultuur die pijn doet aan de ogen. Vastgoedfamilies zoals Tans – van TansGroup en Kolmont – spelen monopolie op kap van de kleine handelaars en inwoners. Ze kopen de duurste panden op en zetten megalomane nieuwbouwprojecten op poten. Zij houden letterlijk de pen vast bij het ruimtelijke ordeningsbeleid. De gewone Hasselaar is daar de dupe van.

Het is hoog tijd dat onze stad opnieuw beschouwd wordt als een stad, en niet als een marketingtool. Een stad is een plaats waar mensen samen wonen, samen leven, samen werken, zich samen ontspannen. Het woord gemeente komt niet toevallig van ‘gemeenschappelijkheid’. In het Frans is een gemeente ‘une commune’ en niet ‘un supermarché’. Een stadsbestuur moet zorgen dat alle stadsbewoners goed kunnen wonen, goed kunnen leven, zich goed kunnen verplaatsen en ontspannen. De noden van de stadsbewoners moeten centraal staan, dáár moet het stadsbestuur voor zorgen.

De neoliberalen hebben de stad gekaapt. Zij waarderen de stad op, maar hun stad is van beton. Het is hoog tijd dat we de mensen opwaarderen. Alle Hasselaren hebben recht op de stad, niet alleen die met een dikke portefeuille. En daar heb je een visie voor nodig, een totaal andere visie. We moeten het niet onder stoelen of banken steken, er zijn twee visies op de stad die lijnrecht tegenover elkaar staan. Een commerciële visie die vertrekt van beton en privé. En een publieke visie die vertrekt van de mensen en van een rechtvaardige fiscaliteit. Wat is de beste stadsvisie voor de eenentwintigste eeuw: een stad op centenmaat of een stad op mensenmaat? Wij gaan resoluut voor de laatste visie.  

1.1 De projectontwikkelaars hebben onze stad gekaapt

De stad is altijd een plaats geweest van klassenverschillen. De tegenstelling tussen bezitters en bezitlozen heeft alle steden doorkruist. Van de oude steden aan de Nijl, de Gele stroom en de Mekong, over slavensteden als Athene en Rome, tot de feodale steden Brugge, Antwerpen en Gent.

In de ‘gouden’ zestiende eeuw werden de rijken in de steden rijker én de armen armer. Armoede en rijkdom zorgden voor polarisatie. Wat goed is voor de ene groep, is niet noodzakelijk goed voor de andere groep. De rijken reserveerden het stadscentrum en de grote uitvalswegen voor zichzelf. En de armen kregen de goedkope huizen aan de rand van de stad. De verschillen in levensstandaard en levensverwachting waren pijnlijk groot en de houding tegenover de armen werd grimmiger.

Arm en rijk: het botst. Ook vandaag. De stad staat niet buiten de samenleving, ze is geen neutrale plek. Daklozen die opgejaagd worden, sociale woningen die duurder worden, langdurig zieken die men onder de armoedegrens drijft, gepensioneerden die het almaar moeilijker krijgen... het zijn maatregelen van de federale en de Vlaamse regering, maar je voelt ze allemaal in de stad. Dat geldt ook voor de besparingen bij De Lijn – alles staat stil. In het onderwijs, in de cultuur, in de zorg. Een stedelijk alternatief bieden kan maar binnen een breder kader, als je ook een maatschappelijk alternatief biedt, want een stad kan niet alle problemen oplossen.

1.2 De stedelijke concurrentie en de stadsmarketing

Steden veranderen. Het zijn levende organismen, ze staan niet stil, ze ontwikkelen zich, worden groter. Wat eerst buiten de stad lag, ligt na een volgende uitbreiding in de stad. Een eeuw geleden woonde tien procent van de wereldbevolking in steden, nu is dat al meer dan de helft. Je kan de dynamiek van een stad niet begrijpen als je alleen binnen de muren kijkt. Een stad is in voortdurende wisselwerking met de omgeving. Wellicht veel meer dan de ons omringende landen heeft Vlaanderen een gespleten houding tegenover het fenomeen stad. Enerzijds is de stad bij ons al sinds de middeleeuwen een dominant gegeven, met het oude Brugge, Antwerpen, Gent. Haast nergens vinden we zo’n verstedelijkingsgraad. Maar ondanks dat rijke grootstedelijke verleden bleef Vlaanderen politiek lang ruraal. Pas in de jaren 1960 kwam de nieuwe industrialisering in Vlaanderen op gang. Die industrie werd ingeplant langs grote verkeersassen en industrieterreinen op het platteland. Weg van de stad, dat ‘verdorven oord van socialisme’. Er kwam een nieuwe arbeidersklasse die onder de kerktoren bleef wonen. Dat was politiek ook zo gewild. Het bewustzijn moest ‘lokalistisch’ blijven. Tegelijk trokken ook steeds meer arbeidersgezinnen met een behoorlijke job naar ‘de buiten’. Het was de stadsvlucht van het deel van de werkende klasse dat het zich kon permitteren.

In 1973 sloeg de economische crisis toe en kwam de massawerkloosheid op. Er ontstonden nieuwe stedelijke problemen. In de steden concentreerde zich de meeste armoede. In de jaren 1980 kreeg de stad het imago van een grijs getto, een misdaadplaats van armoede, ellende en werkloosheid. Met een gepolitiseerd bestuur en een gebureaucratiseerde dienstverlening. Toegang tot de diensten van de stad was in die jaren dikwijls afhankelijk van politieke connecties en partijkaarten. Verandering in dat stedelijk beleid drong zich op.

Aanvankelijk kwam er een accent op geïntegreerde buurtontwikkeling, op armoedebestrijding en op het tegengaan van sociale ongelijkheid. Maar dat veranderde in het begin van de jaren 2000. De neoliberale golf bracht een heel andere visie op de stad met zich mee. Steden zouden voortaan welvaart bereiken door competitief succes. Om die droom waar te maken moesten steden zich richten op concurrentie met andere steden. Over die neoliberale stadsvisie heerste een oorverdovende eensgezindheid bij alle partijen. De marktvisie op de stad was voortaan bon ton.

Deze marktvisie is een concurrentiële visie waarin de steden zich – ook internationaal – tegen elkaar uitspelen met grote projecten – flagship projects – en met campagnes waarin ze zich promoten als residentiële, commerciële en toeristische trekpleister. De stad verpatst haar ruimte en haar grond aan private projectontwikkelaars die het stuur overnemen. Zij zullen de steden doen bloeien! Zij zullen via allerlei prestigeprojecten een nieuwe ‘betere middenklasse’ aantrekken, een groeiend leger van internationale studenten overhalen naar de stad te komen, en grote bedrijven en financiële dienstverleners naar bedrijfsparken weten te lokken. Er worden extra loketten opgericht: bedrijfsloketten en loketten voor hoogvermogenden. Zij krijgen de prioriteit terwijl de gewone burger steeds minder dienstverlening krijgt.

Dat gaat gepaard met veel tromgeroffel, marketing en dure woorden. Het Hasseltse stadsbestuur spreekt over Business, Brains, en Bezoekers. De drie koopkrachtige B’s die de voorrang krijgen op de vierde B, de Bewoner. De logica is die van de trickle down geography: de rijkdom zal wel doorsijpelen. Als je investeert in grote luxeappartementen, rijke toeristen, zakencampussen, dan zal iedereen daar beter van worden. Maar niets is minder waar! Het succes sijpelt niet door naar alle burgers, integendeel: het komt alleen de toplaag ten goede. En de allerarmsten worden verder naar de rand van de stad gedreven.

1.3 Waarom steden op elkaar lijken

De stad is ondertussen een product geworden om te verkopen aan investeerders, bedrijven en toeristen. Stadspromotie staat centraal: I Amsterdam, Atypisch Antwerpen, Iedereen Genkt, Hasselt heeft het! Noem maar op. De competitie tussen steden wordt gevoed met dure citymarketing. Het ene prestigeproject volgt het andere op. Elke stad een nieuwe winkelstraat, elke stad een nieuw winkelcomplex, elke stad een nieuw chique stadhuis. Om ter grootst, om ter best. Hoe meer prestige, hoe beter. Allemaal betaald of ondersteund met subsidies uit de stadskas.

Precies door deze neoliberale concurrentievisie beginnen alle steden op elkaar te lijken. Dezelfde grootketens in dezelfde winkelstraten, dezelfde opgewaardeerde kanaalzones met trendy koffiebars. Hoe meer marktwerking, hoe minder verscheidenheid, hoe minder veelzijdigheid, hoe minder creativiteit en hoe meer uniformiteit. En zo hebben de speculanten de stad herontdekt. En maken ze opnieuw de dienst uit. Dat komt omdat er ontiegelijk veel kapitaal op zoek is naar een bestemming. Beleggers en speculanten hebben miljoenen opzij liggen. Die willen dat geld niet op de bank zetten, want dat levert te weinig op. En aandelen vinden ze te riskant. Dus gaan ze voor vastgoed in de stad, als een ‘goede belegging’. Financiële groepen kopen heel wat immobiliën op, omdat een belegging in de stad ‘rendabel’ is. De vette jaren voor projectontwikkelaars zijn terug. Prijzen geraken overspannen en oververhit, en een groot deel van de bewoners wordt de stad uitgeprijsd. Als we niet opletten, worden alle historische kernen in de stad uitgehold tot poenerige woonreservaten.

1.4 De stadsconcurrentie vergroot alle tegenstellingen

Ze vragen ons: ‘Zijn jullie dan tegen het herwaarderen van wijken?’ Natuurlijk niet! Het is goed dat er in de stad geïnvesteerd wordt. Het is goed dat wijken opgewaardeerd worden. Maar we ‘vergeten’ de mensen. Welke gewone Hasselaar kan een serviceflat betalen in het oude Ursulinenhof op het Groenplein? Wie kan een appartement kopen op de Blauwe Boulevard? Of in de TT-wijk? Of in het nieuwbouwproject op het Kolonel Dusartplein? Het stadsbestuur heeft een heilige schrik om in te grijpen. Zij durft de stijgende huurprijzen niet blokkeren. En de nieuwe woningen kosten vaak 400.000, 500.000, 600.000 euro of nog veel meer. Wonen in die buurten wordt voor heel wat mensen onbetaalbaar. De wijk is dan wel opgewaardeerd, maar niet meer voor dezelfde mensen.

Ten tweede verdwijnen voorzieningen uit tal van wijken. Lokale postkantoren, basisschooltjes, wijkbibliotheken, buurt- en volkscafés verdwijnen. De twee ziekenhuizen worden samengevoegd in één groot ziekenhuis. Wijkkantoren van de politie worden vervangen door één groot complex buiten de stad. Megamarkten concurreren kruideniers en krantenwinkels weg en in sommige wijken is er zelfs geen wasserette of bancontact meer.

Het OCMW-ziekenhuis werd verzelfstandigd, de stad geeft de sleutels weg aan apolitieke managers en voortaan moet het allemaal gaan ‘zoals in een bedrijf’, met divisies die winst maken, met studenten die voortaan cliënten heten en patiënten die nu consumenten worden, en vooral... met prijzen die ‘marktconform’ zijn. ‘Marktconforme prijzen’, dat wil gewoon zeggen dat de exuberante prijzen van de privé nu overgeplant worden naar de publieke diensten.

Binnenkort verkoopt de stad zelf appartementen voor 300.000 euro, valt een verblijf in de HOGEVIJF duurder uit dan in een privaat rusthuis, wordt een rugscan in Virga Jesse exact even duur als vroeger in de privé, raken we steeds verder verwijderd van het zogenaamde gratis of kosteloos onderwijs. Dan wordt iedereen een nummer, met de grootste nummers bovenaan. In de plaats van het sociale weefsel van publieke voorzieningen komt het koude weefsel van geld en prestigeprojecten. En waar de voorzieningen worden weggehaald, groeit de miserie, en de tendens naar ‘gewapend bestuur’, zoals de Franse socioloog Loïc Wacquant het benoemt.

 

2. Gezellige, groene en betaalbare woonstad

2.1 Geen gerommel in de marge

Wij willen geen gerommel meer in de marge, maar structurele maatregelen voor een stad op mensenmaat. Wij vragen het stadsbestuur om de touwtjes terug in handen te nemen. Wij willen investeren in een stad op mensenmaat, met openbare parken, stadstuintjes, zithoekjes, bankjes en pleintjes waar het fijn is om te vertoeven. Waar je op je gemak even kan uitrusten, zonder meteen iets te moeten consumeren op een terrasje.

We keren het tij om. Hasselt wordt een stad die ontwikkelt op het ritme van haar bewoners, niet op het ritme van de projectontwikkelaars. We stimuleren lokaal ondernemerschap en kleinschaligheid, tegen de eenheidsworst van de grote winkelketens. We zetten in op het behoud van het historisch patrimonium: het Begijnhof, het Oud Gasthuis, de Herkenrodekazerne en alle andere historische pareltjes. Die moeten in handen van de stad blijven. Wij maken van Hasselt een leefbare stad met karakter. Een stad voor iedereen.

2.2 Gezellige en leefbare woonstad

Wij willen een stad waar je ‘s avonds wat kan rondkuieren, naar het theater of de cinema gaan, je inkopen doen bij een Hasseltse zelfstandige. Dat zit er niet meer in vandaag. Alles wordt uitverkocht aan winkelketens. Waar is de gezelligheid naartoe? ‘s Avonds lijkt het wel een spookstad. Dat is de getuigenis van een geboren en getogen Hasselaar, die zijn stad heeft zien veranderen in een winkelparadijs. ‘Ik koop, dus ik ben’, lijkt de slogan waarmee het huidig stadsbestuur haar stad promoot aan de buitenwereld. Maar wat met de leefbaarheid van de binnenstad?

Leegloop ga je ook tegen door in te zetten op gezelligheid en leefbaarheid van de binnenstad. Een stad met meerdere functies dan louter winkelen. Het is al lang geweten: de leegstand boven winkels in de binnenstad neemt niet af. Heel wat appartementen boven grote winkelketens staan leeg. Leegstand boven winkelpanden aanpakken is duidelijk geen prioriteit voor dit stadsbestuur. Nochtans zorgt het stimuleren van de verhuur van de appartementen boven winkels ervoor dat er een levende, gezellige binnenstad ontstaat waar mensen ‘s avonds durven wandelen. Geen lege, dode straten na 18u00, wel een bruisende en veilige omgeving. Een bewoonde binnenstad is ook bevorderlijk voor de middenstand, die nu moet opboksen tegen de grote winkelketens.

Een gezellige binnenstad is een stad waar geleefd kan worden. Maar ook een stad die toegankelijk is voor iedereen. Een stad die niet alleen gericht is op commercie en consumeren. Een stad waar je kan ontmoeten en leven. Wij geven de stedelijke ruimte weer aan de mensen. Wij richten de stad in op mensenmaat. We voorzien gezellige zithoekjes, extra bankjes, picknickmogelijkheden in het park van de Gouverneur, gratis drinkwaterfonteintjes, gratis toiletten. Op deze manier kan iedereen een aangename tijd doorbrengen in de stad.

2.3 Een authentieke stad met karakter

Wij willen een authentieke stad, geen eenheidsworst met identieke winkelketens die je overal ter wereld terugvindt. Door kortzichtig geldgewin van de bouwpromotoren verdwijnt het oorspronkelijke gezicht van de stad. De karakteristieke historische gebouwen worden hoe langer hoe meer verpatst aan de meestbiedende. Meer en meer gebouwen worden verkocht en afgebroken en meer en meer grote torens bepalen nu het stadsbeeld. Dat gaat ten koste van de eigenheid van onze stad.

Het prestigieuze nieuwe stadhuis - 53,7 miljoen euro - is daar maar één voorbeeld van. Wij willen historische panden en gebouwen zoals het Begijnhof, het Oud Gasthuis, de Herkenrodekazerne, het Hotel van de Gouverneur in publieke handen houden. We geven de Hasselaren inspraak in de eventuele herbestemming van deze historische gebouwen. Deze historische schatten richten we in zodat ze openbaar toegankelijk zijn en een publieke functie behouden. Denk aan ateliers voor artiesten, multifunctionele ruimtes voor verenigingen, studieruimtes voor jongeren, evenementenlocaties, ruimtes waar scholen activiteiten en voorstellingen kunnen organiseren.

In grotere historische gebouwen zoals het Oud Gasthuis of het Hotel van de Gouverneur kunnen we ook betaalbare woningen installeren voor jong en oud. Het Hotel van de Gouverneur is bijvoorbeeld geschikt voor een dertigtal betaalbare éénslaapkamerappartementen.

We promoten tot slot kleinschaligheid. Winkels mogen ook speciaal zijn. We geven ruimte aan lokale initiatieven van mensen met unieke ideeën. Met kleding of producten die je niet overal tegenkomt. Daarom voeren we steunmaatregelen in voor kleine zelfstandigen die zich in de binnenstad willen vestigen. Zo halen we weer wat diversiteit naar binnen, tegenover de eenheidsworst van de grote winkelketens die je terugvindt van Kortrijk tot Arlon. We stimuleren ook buurtinitiatieven als ruil- en tweedehandswinkels waar afgedankte spullen een tweede leven krijgen. En herstelateliers, waar je je kleding, huisraad of fiets kan laten herstellen in plaats van ze weg te moeten gooien.

 

3. Concrete maatregelen

De stad heeft veel geld over voor een duurbetaalde centrummanager, maar structurele maatregelen blijven uit. Onder druk van de PVDA kwam er een leegstandtaks. Dat is een goed instrument om de grote vastgoedspeculatie tegen te gaan, maar lost natuurlijk niets op in geval van een ware leegloop zoals we nu kennen. In die situatie is er meer nodig.

Concrete maatregelen voor een stad op mensenmaat zijn:

  1. Een moratorium op nieuwe winkelruimtes zolang de leegstand niet is weggewerkt.
  2. Een naleving van gemaakte afspraken over oneerlijke concurrentie op de Blauwe Boulevard.
  3. Een voorrang aan authenticiteit in plaats van eenheidsworst, daar waar de keuze zich stelt.
  4. Een prestigeproject maken van betaalbaar wonen en meer groen in de binnenstad.
  5. Een groter aanbod van culturele en sociale activiteiten, niet sporadisch maar heel het jaar door.

Met deze maatregelen kunnen we het tij keren. Minstens terug de juiste richting uit gaan. Deze visietekst en deze maatregelen zijn geen eindpunt, wel een begin om de discussie aan te gaan en de toekomst van onze stad terug in eigen handen te pakken.